Waarom wordt belasting geheven?
Een gemeente genereert geen winst zoals een private onderneming. De lasten die de gemeente jaarlijks maakt voor het lokaal bestuur en het onderhouden en in stand houden van wegen, riolering, scholen, openbaar groen etc. worden voor een groot gedeelte gedekt uit de van het Rijk ontvangen algemene uitkering. Omdat de algemene uitkering niet de volledige uitgaven dekt, moet de gemeente zelf ook baten genereren. Dit gebeurt door het heffen van belastingen en (privaatrechtelijke) heffingen.
Verschil algemene heffingen en specifieke heffingen
Bepaalde belastingen/heffingen mogen alleen worden opgelegd als kosten worden gemaakt voor dit doel. Zo mag bijvoorbeeld de opbrengst van de afvalstoffenheffingen niet hoger zijn dan de kosten die hiervoor worden gemaakt. Er zijn ook belastingen/ heffingen die een algemeen karakter hebben. Deze zijn wat hoogte en besteding betreft niet voor een specifiek doel bestemd, maar dienen ter dekking van algemene uitgaven.
De heffingen van de gemeente Stein zijn
- Onroerende Zaak Belastingen (OZB)
- Afvalstoffenheffingen
- Rioolheffingen
- Hondenbelasting
- Toeristenbelasting
- Leges
Totstandkoming van de tarieven:
Jaarlijks worden bij het vaststellen van de begroting ook de opbrengsten voor de belastingen/heffingen en retributies door de gemeenteraad vastgesteld. In de raad van 8 november 2018 wordt, na vaststelling van de programmabegroting 2019, per belasting/heffing een aparte verordening vastgesteld met daarin opgenomen het doel, de grondslag en de definitieve tarieven 2019 van de belasting/heffing.
Tarievenbeleid:
Met het coalitieakkoord ‘Kansrijk Besturen’ als uitgangspunt is het gemeentelijke belastingbeleid afgestemd op de ambities van de gemeente, met oog voor de lastendruk van inwoners en ondernemers. De automatische stijging van de lokale lasten met jaarlijks 2% zoals die de afgelopen jaren is toegepast, past niet bij profilering als woongemeente. In de Meerjarenbegroting 2019-2022 is dan ook geen inflatiecorrectie toegepast op de opbrengsten van de Onroerendzaakbelasting op woningen, hondenbelasting en toeristenbelasting. Bij de opbrengst van de Onroerendzaakbelasting op niet-woningen is voor de jaren 2020 tot en met 2022 rekening gehouden met jaarlijkse stijging van 2%. Met deze extra opbrengst wordt investeringsruimte gecreëerd die middels samenwerkingsverbanden van ondernemers wordt aangewend voor collectieve initiatieven die ten goede komen van het lokale ondernemersklimaat. Daarnaast is bij de bepaling van de meerjarige opbrengsten van de Onroerendzaakbelasting rekening gehouden met de verwachte jaarlijkse uitbreiding van het areaal.
Vanaf 2023 wordt voor over de lokale heffingen weer de 2% inflatiecorrectie toegepast.
Voor de rioolheffing geldt het principe van 100% kostendekkendheid. Dat betekent dat de opbrengst van de rioolheffing voldoende moet zijn om de kosten die gemaakt worden ten behoeve van instandhouding en verbetering van het watersysteem te borgen. Schommelingen in de rioolheffing worden opgevangen middels de daartoe gevormde (egalisatie)voorziening.
Voor de afvalstoffenheffing geldt hetzelfde kader van kostendekkendheid. Bij deze heffing kan de ingestelde egalisatiereserve ingezet worden om schommelingen in de tarieven tegen te gaan.
Uitgangspunt bij zowel de rioolheffing als de afvalvalstoffenheffing is dat niet uitgegeven middelen middels de voorziening respectievelijk egalisatiereserve ingezet worden om tariefstijgingen te dempen. Daarnaast wordt bij voortduring kritisch gekeken naar de uitgaven om daarmee de lasten voor inwoners en bedrijven te beperken.