Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting |
Inleiding
Het programma Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting is van belang bij de verdere ontwikkeling van de kernwaarde 'Een duurzame leefomgeving met unieke waarden'. Het gaat dan met name om de strategische keuze 'Woonmilieus afstemmen op de toekomstige (regionale) samenstelling van de bevolking: kwalitatief en kwantitatief' en het verder versterken van de unieke omgevingskwaliteiten.
Ook heeft het programma raakvlakken met de kernwaarde sociale en vitale kernen uit onze strategische toekomstvisie. Sociale en vitale kernen zijn van belang voor een duurzame leefomgeving met unieke waarden. Inwoners nemen zelf initiatief en voelen zich verantwoordelijk voor hun eigen leefomgeving. Als gemeente geven wij hen hiervoor de ruimte.
Taakvelden
Dit programma omvat de taakvelden:
8.1 Ruimtelijke ordening
8.2 Grondexploitatie (niet-bedrijventerrein)
8.3 Wonen en bouwen
Wat willen we bereiken ?
Ons ruimtelijke beleid is afgestemd op de kernwaarden sociaal vitale kernen, een duurzame leefomgeving met unieke waarden en een bereikbare en bedrijvige gemeente en draagt daaraan bij.
Overeenkomstig de ruimtelijke structuurvisie stemmen we woonmilieus in de gemeente af op de toekomstige samenstelling van de bevolking. Verandering van de samenstelling van onze bevolking en de daarmee samenhangende woonbehoeften stellen hoge eisen aan de huidige woningvoorraad en de woonomgeving. Het blijft een lastige opgave om op lokaal en regionaal niveau de toekomstige woonbehoefte te kunnen voorspellen. Wij gaan uit van factoren die een significante invloed hebben op de kwalitatieve en kwantitatieve woningbehoefte zoals bevolkingssamenstelling en zorg- en ondersteuningsbehoefte van onze inwoners. Deze factoren blijven we voortdurend monitoren zodat we tijdig kunnen bijsturen. Sloop, transformatie en nieuwbouw pakken we in samenhang aan waarbij we verbinding leggen met de duurzaamheidsopgaven en opgaven op het terrein van zorg en welzijn (langer zelfstandig wonen).
Een grote uitdaging vormt hierbinnen de toekomstbestendigheid van het particulier bezit. Hier
liggen de grootste opgaven (energetisch en levensloopbestendigheid). Wij staan open voor alternatieve woonvormen, waaronder flexibele woonvormen, Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) en woonvormen die een bijdrage leveren aan onze strategische keuzen om samen te leven door ontmoeten en verbinden te stimuleren om zo sociale en vitale kernen te behouden. Hierbij staat maatwerk en de vraag van (nieuwe) inwoners voorop. Randvoorwaarde blijft echter dat deze ontwikkelingen bijdragen aan een evenwichtige ontwikkeling van de woningmarkt. Dit door aan de ene kant zoveel mogelijk woningen te realiseren en/of aan te passen aan de in de toekomst gevraagde kwaliteit en behoefte en aan de andere kant door de omvang van het woningaanbod aan te laten sluiten bij de toekomstige vraag.
Onze inwoners waarderen momenteel onze omgevingskwaliteiten zoals de groene verbindingen, de beleving van Stein als gemeente aan het water (Grensmaas), de cultuurhistorische waarden van onze verschillende kernen en de kwaliteit van de openbare ruimte. Om ook in de toekomst een duurzame woongemeente te blijven, zullen wij deze unieke omgevingskwaliteiten die bestaan uit gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde samen met inwoners en ondernemers verder versterken. De belevingswaarde willen wij versterken door in te zetten op landelijke verstilling en het behoud van cultuurhistorische waarden. Hierbij zetten wij in op o.a. internationale verbindingen, het versterken van ons toeristisch profiel en het uitbouwen van onze authentieke waarden waaronder de ligging aan het water. De waarde van onze openbare ruimte versterken wij door deze meer te benutten als plek voor ontmoeten, sporten en recreëren. Hierbij dragen wij tevens bij aan sociale en vitale kernen. Wij onderzoeken welke bijdrage toepassingen op het gebied van smart village kunnen betekenen voor het verder versterken van de gebruikswaarde en toekomstwaarde van de omgeving. Wij zoeken hierbij samenwerking met andere gemeenten en kennisinstituten.
Wat gaan we er voor doen?